Momentum als perimeter van kansrijk politiek handelen bij het verwerven van nationale soevereiniteit in de Europese Unie
In de twintigste eeuw nam een aanzienlijk deel van de toenmalige politiek-wetenschappelijke literatuur de maakbaarheid van de samenleving als uitgangspunt. Dat gebeurde onder invloed van opmerkelijke maatschappelijke veranderingen, aangevuurd door het tweespan van ideologie en technologie. In de zogeheten ‘kortste eeuw’ (1914-1989) hebben het kapitalisme en het 3 socialisme, in al hun gedaanten, het aanzien van de wereld drastisch gewijzigd. Hun antwoorden op de uitdagingen waarvoor de menselijke soort toen leek te staan, kwamen goeddeels voort uit de technische en wetenschappelijke vooruitgang die sinds de eerste industriële revolutie, vanaf einde achttiende eeuw, mogelijk was gemaakt. Het ideologische enthousiasme stuwde op zijn beurt de technologische ontwikkelingen verder voort. Later deelde de concurrentie tussen westerse democratieën en communistische landen de wereld op in economische blokken; telkens stond de idee van economische en sociale vooruitgang en ontwikkeling centraal.
Als mondiale invloedssfeer kwam het communistische alternatief voor het kapitalisme pas goed uit de verf in de periode na de Tweede Wereldoorlog. Tal van nationale bevrijdingsoorlogen beriepen zich op een marxistische ideologische basis. Maar al decennia voordien hadden nationale belangen van geïndustrialiseerde staten en sociale correcties op de prille jaren van het kapitalistische verdienmodel het ideaal geschapen van welvaart en welzijn voor een zo groot mogelijk aantal onderdanen. Europese mogendheden (en de Verenigde Staten) hadden kolonies als wingewesten en afzetmarkten, maar zagen geleidelijk hun eigen binnenlandse markt voor tal van producten groeien. De opkomst van een bredere en meer vermogende middenklasse voedde de ambities van beleidsmensen: een zo groot mogelijke welvaartsspreiding, de democratisering van huisvesting, onderwijs, cultuurbeleving, mobiliteit en toerisme en de best mogelijke medische zorgen voor iedereen. Het economische groeimodel dat zich na 1945 in de meeste westerse landen installeerde zorgde nochtans hoogstens voor afleiding. Alle rust was ogenschijnlijk. Onder de oppervlakte van de samenleving gingen de woelingen verder. De studentenrevolte van mei ’68 was maar de aankondiging van vele erupties die nog zouden volgen.
In de negentiende en twintigste eeuw volgden politieke en maatschappelijke veranderingen elkaar in een hoger tempo op dan ooit tevoren. Regelrechte revoluties wisselden af met evoluties op ras tempo. Het deed niet alleen politici, maar eveneens politieke wetenschappers en filosofen de vraag stellen naar de omstandigheden die tot een ingrijpende versnelling kunnen leiden van koerswijzigingen die, al dan niet sluipend, al eerder waren ingezet. De maakbaarheid van de samenleving is geen abstracte overtuiging die voorvechters van een betere wereld zomaar op dag en uur dat het hen uitkomt in praktijk kunnen brengen. “Zullen we vandaag eens revolutie maken?” is even onwerkbaar als gratuit. Wie een bocht wil nemen in de ordening van de samenleving moet vooral een neus hebben voor opportuniteiten.
Dit essay onderzoekt net dat besef van wat we het momentum noemen – en wat doorgaat voor een min of meer geijkt begrip in politiek-wetenschappelijke bijdragen over dit thema. Er is meer 4 over nagedacht en geschreven dan vaak wordt verondersteld. Het lijkt een vaag begrip, maar dat is het allesbehalve. Momentum kennen we als de fase waarin een gebeuren een autonome dynamiek verkrijgt en nieuwe opportuniteiten uit en voor zichzelf opent. Vaak verloopt het dan ook almaar sneller; het lijkt wel op een vliegwiel dat op toeren komt, een stroomversnelling. De gangmakers van een verandering zien hun medestanders ‘uit zichzelf ’, ‘automatisch’ nieuwe medestanders overtuigen. Momentum houdt nauw verband met de concepten identiteit, besluitvaardigheid en context. In dit samenspel kunnen we naar zijn betekenis op zoek gaan. Ik hoop te laten zien dat de subtiele synergie van al deze begrippen een pleidooi inhoudt om tot een herstel te komen van het belang dat we hechten aan nationale soevereiniteit en staatswaardigheid.
Study carried out and published by the Patriots for Europe Foundation